top of page
Scherm­afbeelding 2025-03-15 om 17.37.25 2.jpeg

Als school een kwelling wordt

"Children become how we see them"

​

Kinderen zijn van nature enthousiaste, leergierige, onderzoekende en blije wezens. Toch zie je dit enthousiasme, de vreugde aan leren en ontdekken soms bij kinderen verdwijnen. Niet omdat zij niet meer willen, maar omdat het schoolsysteem hen geen ruimte laat om dat te doen.

​

Eerst verdwijnt het plezier, het enthousiasme,  dan verdwijnt ook steeds meer het kind zoals hij werkelijk was. Het kind past zich aan, geeft zichzelf op om gezien en gerespecteerd te worden. Maar ook om aan de verwachtingen van anderen te kunnen voldoen.

​

Jezelf noodgedwongen verloochenen heeft grote gevolgen voor je gevoel van basisveiligheid. Je verliest de controle over jezelf en wie je wilt zijn. Die pijn is te groot om te dragen. Daarom ga je steeds meer uit verbinding en contact om die pijn maar niet meer te hoeven voelen. 

​

Veel creatief denkende hoogbegaafde kinderen verliezen de verbinding omdat zij niet gezien worden in wie zij zijn en wat zij nodig hebben. Zij verliezen het enthousiasme, komen niet meer tot leren en worden afgerekend op hun gebreken en het gedrag.

​

Beoordeeld worden op wie je bent.
Je voortdurend moeten aanpassen aan de opvattingen en verwachtingen van de ander.
Als er niet aan je basisbehoeften wordt voldaan, doof je langzaam uit.

Eerst vecht je nog.
Maar uiteindelijk geef je op.
Je geeft jezelf op.

​

De ontwikkelroute van het brein

De basisbehoeften van ieder kind

Elk kind heeft een aantal fundamentele basisbehoeften.
Wanneer aan die behoeften wordt voldaan, voelt een kind zich veilig, verbonden en in staat om te leren en te groeien.
Worden ze structureel gemist, dan raakt het kind ontregeld: het brein schakelt van groei naar bescherming.

De vier belangrijkste basisbehoeften zijn:

  • Veiligheid – het gevoel gezien, gehoord en gedragen te worden

  • Verbinding – erbij horen, jezelf kunnen spiegelen aan de ander

  • Autonomie – ruimte ervaren om eigen keuzes te maken

  • Competentie – Het gevoel van bekwaamheid, ik doe ertoe.

​

Veiligheid

Veilig voelen betekent dat je mag zijn wie je bent, dat je wordt gehoord in wat je zegt, begrepen in wat je nodig hebt en gevoeld in wat je uitstraalt.
Voor creatief denkende hoogbegaafde kinderen is dat niet vanzelfsprekend.
Zij voldoen vaak niet aan het beeld dat anderen hebben van hoogbegaafdheid.
Hun manier van denken en leren past niet binnen standaardvormen of testen, waardoor hun talenten en behoeften gemakkelijk worden gemist.

Hun associatieve manier van denken, hun creatieve ideeën en hun neiging om af te wijken van wat ‘moet’, worden vaak verkeerd begrepen.
Wat voor hen natuurlijk en logisch voelt, roept bij de omgeving soms weerstand of onbegrip op.
Wanneer die erkenning uitblijft, voelt het kind zich onveilig — niet fysiek, maar emotioneel.
Het brein komt in een staat van alertheid, gericht op bescherming in plaats van groei.

​

Verbinding

Verbinding is letterlijk levensnoodzakelijk.
Een kind dat niet in verbinding staat met anderen of met zichzelf, raakt uitgeput en dooft langzaam uit.
Je deel voelen van een groter geheel — een gezin, een klas, een groep — is essentieel om te kunnen leren en ontwikkelen.

Voor creatief denkende hoogbegaafde kinderen is dat ingewikkeld.
Slechts een klein deel van de bevolking denkt en voelt zoals zij.
De kans dat zij zich herkennen in leeftijdsgenoten is dus klein.
En juist dat spiegelen aan een ander is nodig om te ervaren: ik hoor erbij, ik mag er zijn.

Wanneer het kind herhaaldelijk merkt dat zijn manier van denken of reageren niet begrepen wordt,
of zelfs wordt afgewezen, wordt de verbinding broos.
Het vertrouwen in de ander — en in zichzelf — neemt af.
Kinderen die vaak buiten de groep worden geplaatst, extra uitleg moeten krijgen of niet meer alle dagen naar school mogen,
verliezen langzaam het gevoel van erbij horen.

Als iedereen vindt dat ik lastig ben of dom, verbreek ik de verbinding liever zelf.
Dan trek ik me terug in mijn eigen veilige wereld — achter een scherm, waar niemand iets van mij verwacht.

​

Autonomie

Autonomie is de basis van zelfvertrouwen en zelfbehoud.
Het is de behoefte om invloed te hebben op wat er met je gebeurt — om het gevoel te hebben dat je keuzes ertoe doen.
Wanneer een kind voortdurend moet voldoen aan opgelegde regels en structuren zonder ruimte voor eigen inbreng,
ontstaat controleverlies. En juist dat verlies van controle is een van de belangrijkste oorzaken van ontregeling.

Voor een kind met een creatief brein voelt een vast systeem als een harnas.
Het ziet overal mogelijkheden, nieuwe verbindingen, onverwachte oplossingen.
Wanneer het dan te horen krijgt dat het “gewoon moet doen wat er staat”,
raakt het innerlijk verzet: de natuurlijke drang tot ontdekken wordt omgezet in frustratie of juist apathie.

Deze kinderen zeggen het vaak zelf het meest treffend:

“Het voelt alsof ik gevangen zit in mijn hoofd.”

Een systeem dat geen ruimte laat voor hun eigen denkbewegingen,
ontneemt hen niet alleen hun autonomie, maar ook hun vertrouwen in hun eigen kunnen.
Ze verliezen de verbinding met hun nieuwsgierigheid — en daarmee met hun levenskracht.

​

Competentie

De behoefte aan competentie gaat over het ervaren van bekwaamheid:
het gevoel dat je iets kunt, invloed hebt en betekenisvolle stappen zet.
Voor creatief denkende hoogbegaafde kinderen is leren pas mogelijk als die ontwikkeling voortkomt uit nieuwsgierigheid, betekenis en uitdaging.

Wanneer het kind leert op een manier die aansluit bij zijn natuurlijke denkstijl — beeldend, onderzoekend en associatief —
komt het brein in de stand van groei.
Maar als het voortdurend taken moet uitvoeren zonder betekenis of uitdaging,
verliest het de intrinsieke motivatie.
De leerhonger verdwijnt, en wat overblijft is leegte, weerstand of onverschilligheid.

Competentie groeit niet door sturing, maar door ervaring.
Een kind leert pas écht wanneer het mag ontdekken, falen, proberen en ervaren dat het verschil kan maken.
Dat gevoel — ik kan iets, ik heb invloed, ik groei — is de motor van zelfvertrouwen én leren.

​

Wanneer basisbehoeften langdurig niet worden vervuld

Een kind raakt niet alleen ontregeld door grote of ingrijpende gebeurtenissen.
Ook langdurige ervaringen van niet begrepen, niet gezien of niet gehoord worden
hebben een diepe invloed op de ontwikkeling van het brein en de persoonlijkheid.

Wanneer aan de basisbehoeften van veiligheid, verbinding, autonomie en competentie niet wordt voldaan,
bouwt spanning zich op in het zenuwstelsel.
Het brein verliest het gevoel van richting en schakelt over van groeien naar beschermen.
Dat proces voltrekt zich langzaam — vaak ongemerkt — en wordt zichtbaar in gedrag, lichaam en emoties.

​

Wat je ziet bij het kind

In de meeste gevallen zie je dat kinderen steeds meer weerstand gaan bieden aan school of andere situaties waarin zij zich onbegrepen voelen.
School wordt een onveilige plek: niet omdat het kind niet wíl leren,
maar omdat het brein voortdurend signalen van spanning afgeeft.

Die spanning kan zich op verschillende manieren uiten:

​

Aanpassen

Kinderen die zich sterk aanpassen, doen vaak alles om het anderen naar de zin te maken.
Ze lijken zorgeloos, betrokken en voorbeeldig, maar raken innerlijk uitgeput.
Thuis komt die spanning eruit in de vorm van boosheid, huilbuien of totale uitputting.

​

De strijd aangaan

Andere kinderen weigeren zich aan te passen.
Zij proberen alsnog gezien te worden door te vechten voor hun plek.
Heftige uitbarstingen, brutaal gedrag of clowneske reacties zijn vaak pogingen om erkenning te krijgen: zie mij, hoor mij, begrijp mij.

​

Niets meer doen

Sommige kinderen haken volledig af.
Ze werken niet meer mee, vertonen ogenschijnlijk onverschillig gedrag of blokkeren zodra ze iets nieuws moeten leren.
Het brein is zo overbelast dat het zich afsluit voor verdere prikkels.
De leerhonger is niet weg — hij is bevroren.

​

Zelfbepalend gedrag

Wanneer spanning langere tijd aanhoudt, zie je vaak sterk zelfbepalend gedrag.
Het kind wil alles controleren: wat er gegeten wordt, wanneer er gespeeld of gegamed wordt, hoe de dag verloopt.
Die drang tot controle is geen onwil, maar een poging om weer grip te krijgen in een wereld die onvoorspelbaar en onveilig voelt.

​

Fysieke signalen

Buikpijn, hoofdpijn, vermoeidheid of veel ziek zijn zijn vaak de eerste zichtbare tekenen.
Het lichaam vertelt wat woorden nog niet kunnen: er is te veel spanning.

​

Angst en spanning

Naarmate de spanning toeneemt, ontstaan er meer angsten: niet meer alleen willen slapen, niets nieuws durven proberen, of bang zijn om te falen.
Het kind staat voortdurend “aan”: het zenuwstelsel blijft alert, ook als er ogenschijnlijk rust is.​​​​​

Wat er in het brein gebeurt

Langdurige spanning heeft directe gevolgen voor het brein.
Het autonome zenuwstelsel blijft geactiveerd, waardoor het lichaam niet meer tot echte ontspanning komt.


De hogere denkfuncties — die nodig zijn voor reflectie, planning en leren — worden tijdelijk uitgeschakeld.
De prefrontale cortex (waar de cognitieve en executieve functies zich ontwikkelen) kan dan minder goed samenwerken met het emotionele brein.

​

Dat verklaart waarom een kind in deze toestand niet meer tot leren komt:
het brein is gericht op overleven, niet op opnemen, verwerken of creëren.
Pas wanneer veiligheid wordt hersteld, komt de route naar groei weer vrij.

​

Herstellen van verbinding, samen terug naar groei

Wanneer een kind langere tijd niet krijgt wat het nodig heeft,
begint het zich langzaam af te sluiten om zichzelf te beschermen.
Wat aan de buitenkant zichtbaar is als weerstand, onverschilligheid of terugtrekking,
is aan de binnenkant vaak niets anders dan een poging om overeind te blijven in een wereld die niet meer veilig voelt.


De weg terug begint niet bij het corrigeren van gedrag,
maar bij het herstellen van de veiligheid waarin het kind ooit kon vertrouwen.

Een kind leert pas opnieuw open te staan wanneer het zich veilig genoeg voelt om zichzelf weer te laten zien.


Die veiligheid kan niet worden afgedwongen of aangeleerd,
maar moet opnieuw worden ervaren — in contact, in aanwezigheid, in de blik van de ouder die niet opgeeft.
Herstel begint niet op school of in therapie,
maar in de relatie tussen ouder en kind, daar waar alles ooit begon.

​

De ouder als veilige bedding

Jij bent de ankerplaats van je kind.
Niet degene met alle antwoorden, maar degene die blijft als het onveilig voelt.
Je kind voelt haarfijn aan hoe jij er bent,  niet alleen wat je zegt,
maar vooral of je woorden overeenkomen met je toon, je blik en je energie.


Wanneer jij rustiger ademt, milder kijkt en zachter spreekt,
leest het brein van je kind dat als: ik ben veilig, ik mag er zijn.

Een kind dat ontregeld is, zoekt die nabijheid op,
ook als dat in gedrag soms niet zo lijkt.
Boosheid, strijd of stilzwijgen zijn vaak pogingen tot verbinding,
hoe krom dat ook kan aanvoelen.


Zelfs wanneer je kind ’s nachts bij je wil slapen,
is dat geen verzet of afhankelijkheid,
maar een diep verlangen om de nabijheid te voelen die het is kwijtgeraakt.

​

Je hoeft het niet perfect te doen.
Je hoeft het niet allemaal te weten.
Je kind herstelt niet door jouw oplossingen,
maar door jouw echtheid, jouw aanwezigheid,

 

Van bescherming naar groei

Herstel begint wanneer veiligheid weer voelbaar wordt,
wanneer het kind niet langer hoeft te vechten of vluchten,
maar kan vertrouwen dat de wereld om hem heen hem dragen kan.


Pas dan kan het brein overstappen van bescherming naar groei,
de natuurlijke ontwikkelroute die bij elk mens is ingebouwd.

​

In mijn Model van Relationeel Herstel en Cognitieve Groei
volgt dat proces een vaste volgorde die het brein begrijpt:
eerst Regulate, het zenuwstelsel tot rust brengen;
dan Relate, opnieuw verbinding maken in echtheid en afstemming;
vervolgens Restore, het vertrouwen en de autonomie herstellen;
en tenslotte Rehearse, waarin het kind via ervaring en betekenisvolle actie
zijn competentie en leerplezier weer hervindt.

​

Wanneer we die volgorde respecteren,
hoeft er niets geforceerd te worden.
Het is geen therapie die het kind “beter” maakt,
maar een omgeving die weer klopt —
waarin echtheid, voorspelbaarheid en vertrouwen
de grond vormen waarop het brein vanzelf herstelt.

​

Herstel in wederkerigheid

Ook jij als ouder maakt dit proces door.
De voortdurende spanning, het vechten voor je kind, het zoeken naar oplossingen die maar niet lijken te werken —
het laat sporen achter in je eigen lijf en denken.


Zolang jij in de overlevingsstand blijft,
kan jouw kind niet volledig landen,
want jullie zenuwstelsels lezen voortdurend elkaars signalen.

Herstel is daarom nooit eenrichtingsverkeer.
Het is een proces van wederkerigheid, waarin jij leert reguleren,
en jouw kind via jouw rust leert dat het veilig is om te ontspannen.


Waarin jij de verbinding met jezelf herstelt,
en je kind via jou weer leert voelen dat het mag bestaan.
Dat is relationeel herstel in zijn zuiverste vorm:
twee mensen die samen opnieuw leren vertrouwen op wat ooit vanzelfsprekend was.

​

Als jij jezelf weer durft te zien, kan je kind dat ook.

​

De keuze om te zien

Herstel begint met één eenvoudige maar moedige beslissing:
de keuze om opnieuw te willen kijken, niet naar wat er misging,
maar naar wat er onder het gedrag verscholen ligt.


De keuze om voorbij de strijd, de vermoeidheid en het oordeel
weer te zien wie je kind werkelijk is.

​

Achter het verzet zit een verlangen om gehoord te worden.
Achter het stille, boze of onverschillige kind schuilt een intens gevoelig brein vol verbeelding en oneindig veel mogelijkheden.


En achter de chaos huist een diep weten dat veiligheid mogelijk is,
als iemand het maar echt wil zien.

Dat is de kern van jouw rol als ouder:
niet alles oplossen, maar durven blijven kijken.
Niet harder werken, maar zachter worden.


Want op het moment dat jij weer congruent bent —
dat wat je voelt, denkt en doet met elkaar klopt —
kan het brein van je kind dat ook weer leren.

​

Wil jij je oude kind weer terug?

Neem dan een moedig besluit en ga doen wat je eerder niet deed:

​

bottom of page